Marcel Broodthaers
1924 - 1976
Geboren in Sint-Gillis (BE), overleden in Köln (DE).
In 1942 start Marcel Broodthaers zijn studies chemie aan de Université Libre de Bruxelles, maar zet deze het jaar daarop stop om zich te wijden aan poëzie. In 1943 wordt Broodthaers lid van de Parti communiste en in 1947 is hij medeondertekenaar van het pamflet La Cause est entendue van de Surréalistes Révolutionnaires de France et de Belgique, dat in Parijs werd gepubliceerd en tegen André Breton was gericht.
Tussen 1957 en 1964 publiceert Marcel Broodthaers, voor wie René Magritte en Stéphane Mallarmé helden waren, vier dichtbundels (Mon livre d’Ogre - 1957, Minuit – 1960, La Bête Noire - 1962 en Pense-Bête – 1964)[1]. Hij beoefent ook heel wat beroepen in Parijs en Brussel, zoals kunstcriticus, boekhandelaar, fotograaf, cineast, handelaar in tweedehandsboeken, loodgietershulp en nachtwaker. Toch is hij vooral als dichter aan de slag voor hij ook plastisch kunstenaar wordt.
Op de uitnodiging van zijn eerste tentoonstelling in Galerie Saint-Laurent, in Brussel, zet Marcel Broodthaers de toon door zich als volgt over zijn intrede in de kunstwereld uit te drukken: “Moi aussi je me suis demandé si je ne pouvais pas vendre quelque chose et réussir dans la vie. Cela fait un moment déjà que je ne suis bon à rien. Je suis âgé de quarante ans… L’idée enfin d’inventer quelque chose d’insincère me traversa l’esprit et je me mis aussitôt au travail (…)” [2]. Broodthaers maakt verkoopbare voorwerpen zoals Pense-bête (1964), waarin de kern van zijn werk vervat zit. Het vormt ook een spectaculaire daad die van hem de meest invloedrijke naoorlogse Belgische kunstenaar maakt. In de stijl van Marcel Duchamp giet hij de onverkochte exemplaren van zijn dichtbundel in gips, waardoor deze kunstwerken worden.
Het Musée d’Art Moderne. Département des Aigles, Section XIXe siècle bekleedt ook een belangrijke plaats in het werk van de kunstenaar. Het museum gaat open in 1968 bij Broodthaers thuis (Boomkwekerijstraat, in Brussel) en sluit in 1972 (Documenta van Kassel, in Duitsland). Ingehuldigd tegen de achtergrond van mei 68 ontleedt het (fictieve) Musée d’Art Moderne de begrippen die gekoppeld zijn aan het museum, de kunstmarkt, de reproductie enz. via elementen die niet als kunstwerk worden beschouwd. Het hele project, dat in diverse vormen en in verschillende landen wordt voorgesteld, is een “critique de l’idéologie de l’art et de l’art comme idéologie”[3] ; wat van hem de duidelijkste conceptuele kunstenaar van zijn tijd maakt. Dit werk is in hoofdzaak een bevraging over de oorsprong en de functie van taal via de kunst.
[1] Voor teksten die door Marcel Broothaers zijn uitgegeven (ongeveer 200) en zijn vaste relatie met het schrijven, zie : LAHOUREUX, Denis, « Broodthaers et le moule des mots », in : Textyles, nr.40, 2011, blzn.33-42.
[2] BROODTHAERS, Marcel, in : Invitation de l’exposition. Bruxelles, Galerie Saint Laurent, 1964.
[3] DAVID, Catherine, « Le musée du signe », in : Marcel Broodthaers. Paris – Madrid, Galerie nationale du Jeu de Paume – Centro de Arte Reina Sofia, 1991-1992, blz.17.