MONOCULTURE – POPPER

Ensemble

De open samenleving en haar vijanden van de Oostenrijks-Britse wetenschaps- en politiek filosoof Karl Popper is een frontale aanval op het historicisme – het idee dat de geschiedenis zich volgens vaste wetten in de richting van een eindpunt ontwikkelt – in het denken van Plato, Hegel en Marx. Wat Popper ziet als hun geloof in een statische maatschappij, waarvan de toekomst voorspelt kan worden, die door een centraal politiek systeem geleid moet worden, en waarin de staat belangrijker is dan het individu, maakt hen tot de verdedigers van de gesloten samenleving en geestelijke vaders van communisme, fascisme en andere ismen met een absolute waarheidsclaim. Hoewel de tekst pas in 1957 in boekvorm verscheen, is The Poverty of Historicism eigenlijk de oorspronkelijke aanval van Karl Popper op het historicisme. Al in 1944 en 1945 verscheen het driedelig essay met dezelfde titel in het internationaal tijdschrift Economica. Popper bekritiseert de ‘historicistische doctrine’ van de sociale wetenschappen, die stelt dat we een sociale groep enkel kunnen begrijpen door de interne principes die de ontwikkeling van de groep bepalen te kennen. Dit koppelt hij aan het holisme, het geloof dat het individu voornamelijk bepaald wordt door de groep waartoe het behoort. Popper stelt daar een individualisme tegenover dat sociale groepen beschouwt als de optelsom van hun leden, en sociale ontwikkelingen als het gevolg van acties van individuen, meestal ongepland en dus ook onvoorspelbaar.