Ludo Mich
° 1945
Geboren in Merksem (BE).
Kunstenaar Ludovicus Michielsen was veertien toen hij Yves Klein in het Hessenhuis ontmoette. De jongeman nam een voorbeeld aan diens iconische sprong in de leegte. Michielsen sprong niet onbesuisd door een open raam de straat op, hij dook eerder in de kunsten. Niet veel later verkorte hij zijn naam en ging verder als Ludo Mich; een schilder en kunstenaar met een oog voor alles wat ongewoon is én met een naam die sist als een pas aangestreken lucifer.
“Dat ik er zo jong mee begon? Kunst was het enige dat me interesseerde”, herinnert Mich zich. “Overdag werkte ik wat, ’s avonds ging ik naar de kunstschool en in het weekend deed ik die paar galeries die Antwerpen rijk was.”
Ludo Mich nam lessen bij de abstracte schilder René Guiette en leerde ook de modernist Jozef Peeters kennen. Tijdens zijn studies aan de Academie voor Schone Kunsten (1962) werd hij assistent van de avant-gardeschilder Floris Jespers, van wie hij de olieverf en schilderezel erfde bij diens dood in 1965. Hij hielp de jonge Vic Gentils met de performatieve sloop van piano’s en de assemblage van de onderdelen achteraf. In datzelfde jaar trouwde hij met modeontwerpster Ann Salens en begon de défilés van haar collecties te regisseren. De catwalk veranderde in een happening van licht en beweging, met naakt dat toen nog choqueerde.
De Wolstraat en het Conscienceplein waren in de jaren zestig het epicentrum van de Fluxusbeweging in Antwerpen. Het Conscienceplein was de grote markt voor iedereen die alternatief was en het juk van de moraal van de mainstream uit de jaren vijftig contesteerde. Ludo Mich was één van zijn kleurrijkste rebellen.
Met Mich Elektriek (1967) veranderde hij in een wandelend beeldhouwwerk in de straten van de stad, gehuld in een zilveren pak met gloeilampen. “Op het netvlies moesten er bewegingen van het licht ontstaan”, aldus Mich. Hij liet de klassiekere beeldtaal van keramiek en schilderkunst meer en meer links liggen en experimenteerde verder met performance, licht, projecties en geluid. Hij bespeelde bijvoorbeeld de Michofoon; een rubberen slang met gaten. Uit affiches van 1968 blijkt ook dat hij zichzelf verkocht om de vuilbakken buiten te zetten, de krant voor te lezen, te komen eten, voor seks of om feesten te doen lukken of mislukken. Zijn adem en enkele schaduwen stonden eveneens in de aanbieding.
Mich begon alle acties te filmen. Daarnaast begon hij ook films te maken. In Arthur is Fantastic (1970) volgt de camera de Amerikaanse muzikant Arthur, zoon van een diamanthandelaar. Arthur was een 140 kilo wegend kunstwerk waarvan je de dagelijkse bezigheden, zoals slapen, eten, koken en douchen kon bezichtigen in de galerie Vacuum van Luc Deleu, Filip Francis en George Smits. De film werd gemonteerd door de jonge Robbe De Hert.
Ondertussen was Mich zo bekend en berucht geworden dat De Zwarte Panter het Ludo Mich Festival organiseerde; een waanzinnige driedaagse van muziek en performances. Het publiek kon een stukje grond op Saturnus kopen. ‘Hoewel Saturnus een gasplaneet is, heb ik toch best wat verkocht’, lacht Mich. Hier toonde hij ook de film Saturnus (1971), een door hem gehallucineerd sprookje dat zich ontplooide op de gelijknamige planeet. Mich filmde ook met een fisheye-lens, wat het geheel, samen met de Congolese poëzie (Lingala) in de voice-over, tot een surreële punkfabel maakte.
In 1972 richt hij samen met Ben Mangelschots en Louis Goyvaerts de Filmmakers Studio vzw op. In datzelfde jaar organiseren ze Het Eerste Filmgebeuren in Deurne. Ze halen de Duitse cineasten Lutz Mommartz en Werner Herzog naar Antwerpen.
Ondertussen werd zijn kortfilm My Tailor Is Rich (1971) op verschillende internationale festivals getoond. De hoofdrollen zijn voor de regisseuse animatiefilm Nicole van Goethem, muzikant Derroll Adams en kunstenaar Guillaume Bijl. In 1973 werd zijn kortfilm Deus Ex Machina (1969) geselecteerd voor de Biënnale van Parijs, naast het werk van de twee andere Belgen: Chantal Akerman en Thierry Zéno.
In Lysistrata (1975) zette Mich het gelijknamige Griekse blijspel van Aristophanes naar zijn hand. Tijdens de decennia aanslepende Peloponnesische Oorlog roept Lysistrata de Griekse vrouwen op om hun mannen en minnaars alle seks te ontzeggen totdat de vrede terugkeert. Ze ontketent een oorlog tussen de seksen. De Griekse vrouwen bezetten ook de Acropolis, het financiële hart van de polis. Mich plaatste de komedie in een decor van geschilderd pellicule; een burlesk toneelstuk in film. Het werd zijn chaotisch-anarchistische interpretatie van het blijspel, volledig naakt gespeeld en voor het eerst voorgesteld op het Filmfestival van Namen in 1976, waarop er, net zoals 2500 jaar daarvoor, smalend en gechoqueerd werd gereageerd, mede door het getoonde naakt, minder wegens de pacifistische boodschap.
“Onschuld choqueerde het meest. Als een kunstenaar iets doet met naakten, dan is het erger dan iets anders. Als het realistischer is – als je mensen met een hangbuikje toont, zoals in Lysistrata – wordt men er meer door gechoqueerd”, zegt hij zelf.
Lysistrata word in de versie van Mich gespeeld door een vrouwelijke man die doet denken aan Candy uit Candy Says van de Velvet Underground. De vriendin van Lysistrata, Calonice is een man die in de loop van het stuk zijn kunstbeen demonteert. Bij Mich zijn alle Grieken nudisten die een mengeling van Engels en Antwerps spreken.
Eind jaren zeventig leert Ludo Mich holografie kennen. Dit nieuwe medium verenigt de magie van licht, de derde dimensie, wetenschap en kunst die hand in hand gaan. In 1981 wervelde hij opnieuw (zoals met het lampjespak) door de straten, ditmaal in Avignon, gehuld in een gouden broek en zijn gezicht en blote bast voor de helft wit geschilderd. Hij reïncarneerde alle alchemisten en astrologen die ooit in de Franse stad woonden. Het luidde een nieuwe fase in zijn artistieke praktijk in.
In 1982 organiseert hij in Montevideo Licht, Holografie en Holoïsme, een overzicht van de wetenschappelijke geschiedenis van licht met debatten, video-installaties en lasershows. Samen met zijn partner Chantal Strubbe opent hij in 1985 in Antwerpen het Museum voor Holografie. Ook Holoblad, het eerste Europese tijdschrift voor holografie, houdt hij boven het doopvont. Vanaf 1999 mondt zijn fascinatie voor andere dimensies uit in expo’s over denkbeeldige sektes en artificiële intelligentie in de Conditionele Ruimte voor Andere Kunst en een tentoonstelling over singulariteiten en multidimensies in het Fakkeltheater. Mich verdiept zich ondertussen in de supersnaar-theorie. In 2003 orkestreerde hij een koor uit de 11e dimensie in zijn Superstrings-tentoonstelling in De Branderij. Tijdens een performance in 2005 groef hij in de tuin van het toenmalige ICC opnieuw de minotauruskop op die hij in Lysistrata begraven had. Recent richtte hij een ensemble op dat concerten geeft met oude koffiemolens en snoeiharde elektronica en bracht hij zijn eigen geldeenheid, ‘De Ludo’, in omloop.
‘Qua vorm zijn er vele Ludo’s, maar de spirit bleef dezelfde’, zegt de 72-jarige kunstenaar, die nu ook de jongere generatie begeestert. Die zorgde ervoor dat zijn films en geluidsexperimenten op dvd en lp heruitgegeven werden. Ook veel verloren gewaande documenten kwamen weer boven water. Een mooie selectie daaruit werd bijeengebracht in ruimte LLS 387 in de Lange Leemstraat 387.