Teresa Burga
1935 - 2021
Geboren in Iquitos (PE), overleden in Lima (PE).
Teresa Burga studeerde schilderkunst aan de Pauselijke Katholieke Universiteit in Lima. Tussen 1960 en 1962 onderbrak ze haar studies om haar vader te vergezellen op zijn diplomatieke missie naar Parijs en Londen. Hij was admiraal bij de Peruaanse marine. Nadat ze afstudeerde in 1965 richtte ze Grupo Arte Nuevo op, samen met Jaime Dávila, Gloria Gómez-Sánchez, Luis Arias Vera en enkele anderen. Dit collectief bracht de nieuwe kunststromingen zoals Pop Art, Minimalisme en Fluxus naar Peru.
Op haar Bodega-schilderijen uit begin en midden jaren zestig toont ze de dynamiek van het alledaagse stadsleven. Ze legt haar focus op vrouwen, die alleen op café gaan en daar vooral op misnoegde mannenblikken getrakteerd worden, of die in een lege huiskamer naast een bloempot door het raam staren, of avances moeten afweren wanneer ze telefoneren, vrouwen die breien of op een begrafenis eenzaam voor zich uitstaren, of andere gemarginaliseerde vrouwen zoals prostituees. Burga beschreef haar schilderstijl als beheerst expressionisme, als reactie op de traditionele, uitbundige, dramatische en emotionele versie die voorheen populair was in Peru. Deze sobere, ingetogen stijl benadrukt het precaire zelfbeschikkingsrecht van de vrouwen binnen de patriarchale samenleving die ze afbeeldt.
Ten tijde van Grupo Arte Nuevo omarmt ze Pop Art. Met de installatie Sin Titulo (1967) bouwt ze een felgekleurde huiselijke ruimte, die qua vormgeving lijkt te verwijzen naar het Abstract Expressionisme dat uit Noord-Amerika kwam, waar de smaak van de middenklasse lag. Op het bed ligt een vrouwelijke contour, platgedrukt, met hoofd en borsten waar normaal het hoofdkussen ligt, met slappe armen die over de randen van het bed hangen.
In 1968 vertrekt Burga met een Fulbright-beurs naar de School of the Art Institute Chicago, schrijft zich in voor een multidisciplinaire richting en behaalt twee jaar later haar master. Ze geraakt gefascineerd door informatiesytemen, algoritmes en nieuwe computertechnologieën. In 1970 maakt ze het werk Work That Disappears When The Spectator Tries To Approach It; een muur van gloeilampen die geleidelijk aan doven naarmate de toeschouwer het werk nadert, alsof ze de toeschouwer wil laten voelen wat het is om verstoken te blijven van neutrale beelden of transparante informatie. Burga verwijdert ook de markeringen die naar haar auteurschap zouden kunnen verwijzen en blijft dit doorheen heel haar oeuvre doen.
Bij haar terugkeer vond ze Peru onder een militair regime dat weinig op had met haar avant-gardisme, dat identiteiten, informatiestromen en posities in vraag stelde. Voortaan diende het nationalisme bevestigd te worden met representatieve, traditionele Peruaanse kunst zonder al te veel humor of provocatie. Burga vond werk op de algemene douanedienst en werkte aan de verbetering en efficiëntie van de digitale informatiedatabase van de afdeling. Hiermee kocht ze haar vrijheid om werk te maken dat niet moest verkocht worden.
“In feite, wanneer je kunst maakt die niet te koop is, dan lijkt het wel alsof je iemand aanvalt. Het lijkt vreemd, maar ik denk dat veel mensen zich aangevallen voelen.”
In 1972 maakt ze de installatie Autorretrato. Estructura. Informe, 9.6.72. Hierin onderwerpt ze zichzelf aan een medische en wetenschappelijke meting van haar lichaam en haar gezicht om tot een gedepersonaliseerd zelfportret te komen, waarin haar hart, gezicht en bloedbanen minutieus weergegeven worden in medische rapporten, elektrocardiogrammen en tabellen. Hiermee schrijft ze zich niet enkel in in een lange traditie van zelfportretten in de beeldende kunsten, maar zet ze ook de halfbakken wetenschappelijke schedelmeting te kijk; de conceptualisering van het menselijke lichaam als een studieobject om een mogelijke wetenschappelijke basis te vinden voor een rassentheorie of een speeltuin voor de empirische wetenschapper. Het werk maakt deel uit van de collectie van M HKA.
“Wanneer kunst een levensvorm wordt dan wordt het ‘biopolitiek’ omdat het gebruik begint te maken van artistieke middelen om het leven als een zuivere activiteit te vormen en te documenteren.”
Evenzo verzamelde haar Perfil de la mujer peruana (Profiel van de Peruaanse vrouw), dat zij samen met de psychologe Marie-France Cathelat in 1980 en '81, toen het militaire regime instortte, maakte, gegevens over de fysieke kenmerken, de affectieve toestand, de economische status en andere kwaliteiten van de vrouwelijke bevolking van het land door middel van een diepgaand onderzoek onder 290 Peruaanse vrouwen. De informatie werd vervolgens geïnterpreteerd en gepresenteerd door medewerkers in de vorm van verschillende visuele diagrammen; de resultaten werden later in boekvorm gepubliceerd.
Op het einde van haar leven nam Teresa Burga de schilderkunst opnieuw op. Ze vond haar inspiratie in schilderijen en tekeningen van kinderen in wiens stijl ze wilde schilderen. Teresa Burga kreeg in 2010 wereldwijde erkenning voor haar multimediale pionierswerk.
DE