Le Corbeau et le Renard
1967-1972
Installatie, variable dimensions.
Materials: projectieschermen; fotografisch doek; typografie op karton; 16 mm film
Collection: Collectie Ivo & Monique Van Vaerenbergh.
Le Corbeau et le Renard
7 – 31 maart 1968
De Wide White Space Gallery in Antwerpen organiseerde twee tentoonstellingen rond de editie ‘Le Corbeau et le Renard’. De eerste, die liep van 7 tot 31 maart 1968, was veruit de belangrijkste, want dit was de eerste keer dat dit complexe werk werd getoond. Het vormt een echt environment met de projectie van een film en de presentatie van een ensemble van beelden en teksten. De tweede liep van 17 tot 30 juni 1972 en was een ietwat aangepaste versie van de eerste.
De editie
In 1967 had Broodthaers plannen om een film te draaien die hij wilde voorstellen op het experimentele filmfestival in Knokke, dat elk jaar tussen Kerstmis en Nieuwjaar plaatsvond. Hij filmde elementen uit zijn dagelijkse omgeving, tegen een achtergrond van teksten vermengd met beelden van zijn vrouw, zijn dochter, Magritte, een boeket bloemen… De basistekst is een gedicht van Broodthaers, geïnspireerd op de fabel van La Fontaine, Le Corbeau et le Renard (De raaf en de vos).
Broodthaers had het geniale idee om de film niet te projecteren op een wit oppervlak, maar op een scherm bedekt met teksten. Op die manier creëerde hij een verwarring die toeliet om de over elkaar geplaatste teksten op verschillende manieren te lezen. Hij ontwierp twee projectieschermen van verschillend formaat waarop verschillende fragmenten van zijn tekst gereproduceerd waren. Het eerste (95 × 130 cm) was tussen twee zwarte houten latten gespannen en kon worden afgerold als een aardrijkskundekaart. Het tweede (61 × 80 cm) scherm was op een rigide achtergrond geplakt en had een zwarte lijst in de vorm van een televisiescherm met daarop flarden van de fabel van La Fontaine in witte letters in het handschrift van Broodthaers. De editie bestond verder uit een grote houten doos overtrokken met bedrukt fotografisch doek die volgende elementen bevatte:
– twee op karton gedrukte teksten waarvan één geïllustreerd met 4 kleurenfoto’s; de teksten van deze twee kartons fungeerden als basis voor de film en stonden ook op de schermen, de doos en de stokjes;
– een uitgeknipte foto van een mosselpot, afgedrukt op fotografisch doek en op vilt geplakt;
– een ‘dubbelzijdig’ fotografisch doek, bestaande uit twee tegen elkaar geplakte doeken. Op de ene kant stond een fles melk, op de andere kant een handgeschreven tekst met de titel Note ;
– twee houten stokjes, eveneens overtrokken met bedrukt fotografisch doek;
– een ronde metalen doos met de 16 mm film, op de onderkant bekleed met groen vilt.
De film werd in december 1967 geweigerd voor het festival van Knokke-het-Zoute. Voor de selectie werd hij trouwens op een gewoon scherm geprojecteerd, omdat het te moeilijk was om een speciaal scherm te installeren voor een film die slechts zeven minuten duurt. Broodthaers kreeg nochtans de kans om in de loop van het festival zijn film te tonen tijdens privévoorstellingen georganiseerd door Isi Fiszman. Daar ontmoette hij de cineasten Walerian Borowczyk evenals Shirley Clarke, vedette van de avant-gardefilm, die hem steunden (zie de uitnodigingskaart). Ikzelf stelde Broodthaers voor om de filmrechten van hem te kopen en het geheel enkele maanden later in de Wide White Space Gallery in Antwerpen te tonen.
Broodthaers vond het belangrijk om de doos met zijn inhoud, de film en de twee schermen, als een geheel uit te geven en te commercialiseren. Hij voorzag een editie van de doos op 40 exemplaren, maar gezien de productiemoeilijkheid en de kosten, werden slechts zeven exemplaren gerealiseerd. Wat de film en zijn schermen betreft, stelde Broodthaers voor om ze in een onbeperkte oplage uit te geven – de reproductie van een film en fotografisch doek waren geen probleem.
De editie was echter meer dan beperkt, want verzamelaars en cinematheken hadden geen enkele interesse om de film en de schermen aan te kopen.
De uitnodiging
De uitnodiging voor de tentoonstelling Le Corbeau et le Renard werd gedrukt op een in twee geplooid karton, ontworpen door Broodthaers. Op de rectozijde stond een beschrijving van de editie in witte letters op een zwarte achtergrond, geïllustreerd met enkele kleine foto’s.
Broodthaers had zich geamuseerd met het parodiëren van een ouderwetse didactische stijl, die hij, met publicitaire bedoelingen, had vermengd met het lovende commentaar van Shirley Clarke: ‘I find this film a unique experiment in adding a new dimension to cinema. Bravo.’
De achterkant was bedrukt met een beeld waar Broodthaers veel van hield: zijn gedrukte naam met een fout en met de hand verbeterd, in het midden van een witte rechthoek met de afgeronde hoeken van een televisiescherm, een ironische allusie op een zogenaamde beroemdheid. Op de binnenkant van de uitnodiging stond de reproductie van een werk: de hoofdtekst van het gedicht van Broodthaers, waarvan enkele woorden te zien zijn door het glas van een bokaal. Onderaan de pagina stond een tweede lofzang, die van Walerian Borowczyk: ‘J’ai vu “Le Corbeau et le Renard”, un film qui est de la véritable poésie’. Op de tegenoverliggende pagina stond de gedrukte beschrijving van de editie, in het Frans, Nederlands en Engels, en ook de inschrijvingsprijs. Bij de uitnodiging hoorde een los blad bedrukt met teksten van de Franse en Belgische critici Otto Hahn en Jean Dypréau.
De tentoonstelling
Voor de vernissage van de eerste tentoonstelling (7-24 maart 1968) had Broodthaers bevriende muzikanten uitgenodigd die stukken van Bach en Vivaldi speelden, wat het gebeuren een klassiek en plechtig karakter gaf dat eerder ongebruikelijk was in avant-gardegaleries. Laten we niet vergeten dat de manier waarop Broodthaers zich kleedde – altijd in een traditioneel donker kostuum met wit hemd –, helemaal niet strookte met wat kunstenaars in die tijd droegen, meestal een jeans en een gekleurd hemd.
Bij het binnenkomen van de galerie zag men rechts enkele grote werken als ‘L’Armoire à charbon, Le Panneau de charbon’ en een tafel bedekt met vervormde bakstenen, die niets te maken hadden met de editie.
Links van de eerste schouw stond het werk met de titel Le Corbeau et le Renard. Het bestond uit een fotografisch doek met daarop een portret van Broodthaers op de rug gezien die de tekst van de fabel van La Fontaine kopieert, en een sokkel met daarop een schrijfmachine met daarin drie kleine fotografische doeken, reducties van het grote tableau.
In het midden van de galerie waren de verschillende elementen van de editie opgesteld. Het opvallendste element was een groot doek bevestigd aan de bovenlijst van de deur die de galerieruimte in twee deelt.
Op dit doek, dat geen deel uitmaakte van de editie, maar dat als projectiescherm fungeerde voor de vernissage, was een deel van het gedicht van Broodthaers met de hand geschilderd. Later zou hij dit scherm meerdere keren opnieuw gebruiken voor de projectie van de film voor een groter publiek. De twee schermen van de editie hingen tegen de muur. Het rigide scherm rechts van de tweede schouw en het soepele scherm links. De projector stond ertegenover opgesteld, aangevend dat de film tijdens de tentoonstelling geprojecteerd kon worden.
Op diezelfde schouw stond de grote doos en lagen de stokjes. Rechts daarvan, op een lage tafel lagen afwisselend drie andere dozen en drie rigide schermen, terwijl de drie soepele schermen opgerold tegen de muur stonden. Zo was het duidelijk dat het een editie op meerdere exemplaren betrof. Op de tegenoverliggende muur hingen achter glas de verschillende kartons en doeken die de inhoud van de doos vormden.
De gewijzigde editie van 1972
Vermits de editie van de doos duur en complex was, besloot Broodthaers ze te beperken tot de zeven exemplaren die voor de tentoonstelling van 1968 geproduceerd waren. Hij ontwierp dan een mooie kartonnen map (80 × 60 cm), geïllustreerd met het portret van La Fontaine voor de kartons en doeken die grotendeels in 1968 geproduceerd waren. Hij verving een van de vier kleurenfoto’s met de gedrukte tekst op karton, door de reproductie van datzelfde karton.
‘Le Corbeau et le Renard’ bestaat dus uit 7 dozen, genummerd van 1 tot 7 en 33 mappen genummerd van 8 tot 40. Er waren nog andere veranderingen: de twee doeken van het ‘dubbelzijdige’ doek, werden niet meer aan elkaar geplakt, maar afzonderlijk gepresenteerd; in plaats van de ‘mosselpot’ op vilten achtergrond, opteerde Broodthaers voor een fotografisch doek waarop hij vanaf de rug te zien is terwijl hij het gedicht van La Fontaine kopieert, een foto die in de eerste opstelling bij de schrijfmachine hoorde.
Anny De Decker, 1991