Hervé Fischer
° 1941
Geboren in Paris (FR).
De Franse kunstenaar, filosoof en socioloog Hervé Fischer studeert in Parijs af aan de École Normale Supérieure met een masterscriptie over Spinoza's politieke filosofie. Gedurende vele jaren wijdt hij zijn hoofdonderzoek aan de sociologie van kleuren. In 1981 wordt hij gepromoveerd tot hoofddocent aan de Sorbonne. Tegelijk met zijn academische carrière ontwikkelt hij een beeldend parcours - en discours - als multi-mediakunstenaar en schepper van sociologische en ‘destructieve’ kunst.
Zijn eerste beeldende werken zijn de zogeheten Essuie-mains-schilderijen met handafdrukken op rollen stof, als een middel om het medium schilderen van binnenuit te deconstrueren. Hij start ook campagnes, gegroepeerd onder de titel Hygiene de l'art, om kunst te ontdoen van haar traditionele zeden en gewoontes. Zo nodigt hij kunstenaars uit om hem hun werk te sturen, dat hij vervolgens verscheurt en in kleine plastic zakjes uitstalt onder de titel La déchirure des oeuvres d'art. Tijdens de jaren ’70 verschuift zijn aandacht naar de artistieke herwerking en reproductie van populaire visuele beelden en uitdrukkingsvormen, zoals straatnaamborden en postzegels, die hij uitvergroot en op een ongebruikelijke manier inkleurt en in reeksen reproduceert. Streepjescodes, QR-codes en signalisatietekens ondergaan hetzelfde lot. Ze worden in reeksen gereproduceerd met wisselende kleuren om de afstand te benadrukken tussen de artistieke en de reële werkelijkheid.
Ook als filosoof en dwarsdenker gaat hij op zoek naar de ware dynamiek achter de schilderkunst. Hij schrijft een kritisch essay - Market Art - over de ‘financialisering’ van de kunst. Hij distilleert "marktkunst" uit een lijst van de meest gewaardeerde kunstenaars op de markt en associeert hun marktwaarde en esthetische waarde op een omgekeerd stijgende manier, en komt tot de conclusie dat marktkunst over het algemeen tamelijk middelmatig is. En in De kapitalistische versie van de mythe van de kunst drukt hij zijn bezorgdheid uit over het vermogen van instellingen die geleid worden door industriëlen en verzamelaars om zichzelf te beschermen tegen de invloed van de markten bij hun selectie van kunstenaars. Hij nuanceert echter dat er op zich niets schandaligs is aan de kapitalistische versie van de mythe van de kunst, want de verbanden tussen kunst en kapitalisme zijn nog steeds te verkiezen boven de vervreemding ervan door oorlog, magie of religie. Hij besluit met de retorische vraag of het niet voldoende is dat de kunstenaar een commercieel object net zijn kritische en vragende kracht geeft om het daardoor een kunstwerk van betekenis te maken.
HW